EISE EISINGA DE VERLICHTING IN NED.

46. EEN DRIETRAPSLADDER NAAR HET GELUK

“Dit is Spinoza’s weg naar menselijk geluk: een drietraps ladder, met drie opklimmende kennis niveaus. De ladder is niet gemakkelijk te beklimmen, en de hoogste vorm van kennis, wijsheid, het ware menselijk geluk, is niet in één sprong te bereiken, maar moet worstelend veroverd worden."

"Spinoza verdiende net als ik zijn dagelijks brood met het slijpen van lenzen, maar dat heeft zijn leven ook bekort, want hij is maar 44 jaar geworden".

46. EEN DRIETRAPSLADDER NAAR  HET GELUK

Tijdens de bouw van het raderwerk en het uurwerk hebben mijn vader en

Jan Pietersz.van der Bildt mij verschillende keren met raad en daad bijgestaan.  

Mijn vader ben ik veel dank verschuldigd omdat hij voor mij een tandwiel machine heeft ontworpen en gebouwd. Houten schijven met spijkers vormen de essentiële verbindende delen van het rader- en uurwerk. Het zagen van de duizenden tanden, die afhankelijk van ieder rad verschillen in grootte en profiel, was zonder zijn machine vrijwel onuitvoerbaar geweest.

       Als ik eens een probleempje had met bijvoorbeeld het vaststellen van het juiste aantal tanden voor één van de raderen, liep ik even bij Van der Bildt binnen. Samen hebben we ook heel wat uurtjes kruipend tussen de starraden, bonkels en standers doorgebracht om het probleem van de onregelmatige bewegingen van de hemellichamen op te lossen.

Dat ik daarin ben geslaagd, heeft mij misschien wel de grootste voldoening geschonken en voor een deel heb ik dat aan hem te danken.

Van der Bildt woonde nog steeds op nummer 77 aan de Koornmarkt en zijn werkplaats zag er nog bijna precies zo uit als twintig jaar geleden. 

       Bijna, want er was één verschil. Naast het portret van Antoni van Leeuwenhoek hing nu ook het portret van Baruch de Spinoza.

“Ah, Spinoza”, zei ik, toen ik hem voor het eerst weer opzocht

“Ken je Spinoza?”, vroeg hij.

“Jaren geleden ben ik samen met Wytses eens bij jou op bezoek geweest, en toen heb je mij dit portret en een boek van Spinoza laten zien”

“Je bedoelt de Ethica” en hij haalde het boek uit de kast en legde het voor mij op tafel. 

“Wytses vertelde mij destijds, dat je het portret en het boek met opzet had opgeborgen in een la.” 

“Ja, dat klopt. Ik kon toen niet eerlijk voor mijn ideeën uitkomen. 

De theologen van de universiteit hadden mij anders uitgescholden voor Spinozist en onmiddellijk voorgedragen voor ontslag. 

Maar Spinoza hangt hier nu open en bloot. Ik ben niet meer afhankelijk van de heren, heb niets meer te duchten en niets te verbergen, integendeel, ik doe niets liever dan vertellen over Spinoza en Spinozist is voor mij geen scheldnaam, maar een erenaam”. 

       “Wat is er zo bijzonder aan Spinoza, dat je na twintig jaar nog altijd enthousiast over hem kunt spreken?”, vroeg ik hem.

“Dat wil je echt weten?” 

“Ja, anders vroeg ik het niet”.

“Spinoza was filosoof en is zijn hele leven op zoek geweest naar de zin van het leven, de eeuwige waarheid en het hoogste goed en geluk voor de mens op aarde. 

Want de mens is ongelukkig en weet je waarom? 

Omdat de machthebbers de mens zijn natuurlijke rechten hebben ontstolen: zijn recht op vrijheid en gelijkheid. Hij was de eerste grote filosoof die pleitte voor individuele vrijheid, gelijkheid en democratie. 

Voor mij is hij daarom de grootste Verlichter aller tijden, want zonder die rechten kan een mens toch nooit gelukkig worden?”

Spinoza verdiende, net als ik, zijn dagelijks brood met het slijpen van lenzen, maar dat heeft zijn leven ook bekort. Hij is vergiftigd door het glasslijpsel en maar 44 jaar geworden”.                                                        

“Ken je Descartes?”, vroeg Jan Pieter. Ik vertelde hem dat Wytses mij jaren geleden over hem had verteld en dat ik tijdens de bouw van mijn planetarium vaak moest denken aan Descartes beeld van het heelal: een perfect  stuk klokkenmakers werk, maar dat de klokkenmaker was verdwenen.

“Heeft Wytses je ook verteld dat volgens Descartes de hele werkelijkheid en dus ook de mens, uit een zichtbare, stoffelijke- en een onzichtbare, geestelijke wereld bestaat, en dat de onzichtbare wereld belangrijker is dan de zichtbare? 

Ik vraag je dat, omdat Spinoza daar zijn zoektocht naar het eeuwige geluk begon. Je kunt het hoogste geluk immers zoeken òf in de stoffelijke òf in de geestelijke wereld, meer mogelijkheden zijn er niet.

Voor de meeste mensen is die keuze niet zo moeilijk, want wat gaat er boven gezondheid, genot en rijkdom? 

Maar Spinoza vond alle dingen in het gewone leven maar leeg en futiel.

Hij zocht naar iets dat hem zekerheid kon geven, iets waardoor hij een voortdurende en hoogste blijdschap kon genieten.

Spinoza zocht het geluk, je begrijpt het al, niet in de stoffelijke-, maar in de geestelijke wereld. Niet in de geestelijke wereld van synagoge en kerken, want veel Joodse geschriften waarmee hij was opgegroeid, vond hij “uitvindingen van de menselijke fantasie” en van Joodse voorschriften en regels rondom eten, drinken en bidden, moest hij al helemaal niets hebben.

 Ook sommige ideeën van Descartes trok hij in twijfel. Leerde Descartes dat de werkelijkheid uit een stoffelijke en een geestelijke werkelijkheid bestond, waaruit God zich had teruggetrokken, Spinoza liet God in de wereld opgaan, en leerde dat God, natuur en wereld, één en hetzelfde zijn. 

Terwijl kerk en synagoge leerden, dat God een persoonlijk God was, die je buiten de wereld en boven het mensdom moest zoeken.

Hij kwam daardoor in conflict met zowel Joden als Christenen.

De banvloek werd over hem uitgesproken. Niemand mocht meer contact met hem hebben en hij werd uit de synagoge gezet en de Joodse gemeenschap strafte hem zelfs met zweepslagen.

Het betekende een totale breuk met de gemeenschap. Zijn ideeën werden veroordeeld als atheïstisch en volgelingen trof hetzelfde lot.

Van Godloochenaars verwachtte men een bandeloos en liederlijk leven, zij hoefden immers niet te vrezen voor goddelijke straf. 

Maar men verbaasde zich over Spinoza’s levenswandel, want hij gedroeg zich voorbeeldig en was een bescheiden, rustig en zachtmoedig mens. 

Hij was de edelste en beminnelijkste onder alle filosofen, streefde niet naar roem en rijkdom en had maar één doel: de weg wijzen naar menselijk geluk.

Men verbaasde zich niet alleen, men ergerde zich ook aan zijn voorbeeldige levenswandel. Dat was toch voorbehouden aan gelovigen?

Mensen zonder geloof waren toch slechter dan gelovigen?

“Als de weg naar menselijk geluk eenvoudig te vinden zou zijn”, zei Spinoza, “was die niet zolang verborgen gebleven, maar hij is niet gemakkelijk te vinden en moeilijk begaanbaar, want de mens is zwak en machteloos en een speelbal van de natuur en de marges voor het menselijk handelen zijn klein”.  

Ja, Eise al wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam, maar gelukkig beschikken we wel over het vermogen het geluk te bereiken, namelijk met de rede, ons verstand”.

      Van der Bildt sloeg de Ethica open en liet mij een tekening zien op de binnenkant van het omslag. “Dit is Spinoza’s weg naar menselijk geluk: een drietraps ladder, met drie opklimmende kennis niveaus. 

De ladder is niet gemakkelijk te beklimmen, en de hoogste vorm van kennis, wijsheid, het ware menselijk geluk, is niet in één sprong te bereiken, maar moet worstelend veroverd worden.

          Verbeelding stond op de eerste trede van het laagste niveau van kennis. 

Deze kennis, die we via onze zintuigen vergaren, is onvolledig, gebrekkig en chaotisch, leert ons het wezen van de dingen niet kennen en wordt dikwijls beheerst door begeerte. 

We begeren rijkdom, gezondheid, aanzien en genot, of niet soms?” en Jan Pieter keek mij aan alsof hij die begeerte ook van mijn gezicht wilde aflezen. 

“En omdat jij dat begeert”, ging hij verder, “begeer ik het ook. Ik heb jouw begeerte zelfs nodig om er zeker van te zijn dat wat ik begeer ook echt begerenswaardig is”.

“Als dat waar is”, onderbrak ik hem, “dan betekent dat, dat wij elkaars rivalen zijn en dat onze vriendschap plaats maakt voor jaloezie, haat en nijd”.

“Je hebt gelijk Eise. Wanneer die hartstochten een relatie gaan beheersen, kunnen ze alles vernielen, maar ze hebben gelukkig niet het laatste woord, want we kunnen ze de baas worden” en Jan Pieter wees naar het begin van het middelste niveau waar ‘Rede en Wetenschap’ stonden.

“Dankzij ons verstand kunnen we de vernielende werking van allerlei slechte passies leren doorzien en ze van ons afschudden. 

Rede en wetenschap wijzen ons de weg uit de chaos van de hartstochten naar de intuïtie, de hoogste vorm van kennis” en hij wees naar de bovenste sport van de ladder. 

Intuïtie begrijpt alle dingen helder duidelijk en direct in hun ware wezen, zonder eerst te redeneren, te rekenen of te argumenteren en toch is heel ons wezen, ons verstand, ons gevoel en onze wil er bij betrokken.

Met onze intuïtie treffen we de waarheid in het hart, zien we dat we een zijn met het oneindig universum. Uit de intuïtie ontstaat de hoogst mogelijke gemoedsrust.

De bovenste sport van de ladder, waar de wereld doorzichtig is geworden, grenst aan een wereld die voorbij het verstand ligt, een buitengewoon raadselachtige wereld waar de tijd uiteenvalt en de natuurwetten geen geldigheid meer hebben en alles aanwezig is, verleden en toekomst, een wereld waarvan wij ons met ons verstand geen beeld kunnen vormen”.

En terwijl hij dat zei, deed hij het boek dicht en zette het weer in de kast, maar hij had mij nieuwsgierig gemaakt naar meer en ik vroeg of hij de ‘ladder’ ook zelf had beklommen.

Hij sloeg het boek weer open en toonde mij een ladder die hij achterin de Ethica had getekend.

“Dit is het verslag van mijn ‘beklimming’”, zei hij, “en je ziet dat ik al jaren onderweg ben”, en hij wees op enkele jaartallen tussen 1740 en 1781 en namen van bekende wetenschappers, filosofen en schrijvers, die hij tussen de sporten van de ladder had geschreven.                                                       

“Maar dan ben je al een eind op weg”, zei ik, want bij de overgang naar intuïtie, stond 1781. “O, nee Eise, daar is geen sprake van. Ik ben een man van de verbeelding en de rede. Van de intuïtie en de hoogste gelukzaligheid kan ik alleen maar dromen. 

Die jaartallen zijn herinneringen aan bijzondere ervaringen en gebeurtenissen en die filosofen zijn mijn gidsen, mijn voorbeelden bij de moeizame beklimming.  

Spinoza kon zich, zoals ik je vertelde, niet voorstellen dat gezondheid, rijkdom, aanzien en genot de enige en hoogst bereikbare doelen in het leven waren, en ik begrijp ook wel waarom, want zie jij veel mensen die echt gelukkig zijn?”

“Ik heb niet te klagen en dat geldt, denk ik, ook voor jou”, antwoordde ik. 

“Als je bedoelt, dat het buitengewoon boeiend is, om met microscoop en telescoop de micro- en macro kosmos te observeren, en dat het ons steeds opnieuw een heerlijk gevoel schenkt, dan heb je gelijk en dat geldt voor iedereen die van de wonderen in de natuur geniet, maar zie jij veel mensen die echt gelukkig zijn?

       Terwijl hij nog sprak, richtte hij zijn telescoop naar buiten. 

Op dat moment schoot mij een voorval te binnen van jaren geleden tijdens mijn eerste bezoek samen met Wytses aan Van der Bildt. 

Van der Bildt had toen grinnikend opgemerkt dat “hier beneden ook wel eens iets bijzonders te ontdekken valt” en vervolgens iets in het oor van Wytses gefluisterd, waarop deze in lachen uitbarstte. Ik vroeg hem of hij zich dat voorval nog herinnerde. 

“Ja, zeker, destijds woonde burgemeester Vosma van Harlingen op Klein Lankum. Hij was schatrijk en gehuwd met de jonge, beeldschone Johanna Bourboom. 

Vosma was ziekelijk en werd behandeld door Camper, die hem en zijn vrouw dagelijks bezocht.

Ik kreeg achterdocht en richtte vanaf het Bolwerk mijn sterkste telescoop op de vensters van de kamer van mevrouw Vosma. 

Het was een bijzondere ‘conversatie’ tussen Camper en de burgemeestersvrouw die aan duidelijkheid niets te wensen overliet, als je begrijpt wat ik bedoel.

Vosma stierf ondanks de deskundige begeleiding en zijn weduwe werd door Camper getroost en getrouwd. 

Nee, Camper is duidelijk geen Spinozist en zoals voor de meesten van ons gaat ook voor hem niets boven rijkdom, aanzien, genot en gezondheid.            

       Maar nogmaals: Zie jij veel mensen die gelukkig zijn? Voor de meesten is dit leven toch één tranendal, en het leven van veel armen is toch onmenselijk en uitzichtloos. 

Hoe durven we iets leven noemen, dat zoveel angst, verdriet, ziekte en dood inhoudt?

Als er een God is die dat allemaal toelaat, dan is Hij een God van niks en ik wil niet geloven in een God van niks.

Van veel rijken straalt het geluk ook niet bepaald af. Het ergste is dat ze niet alleen zichzelf maar de hele bevolking in het ongeluk storten door hun hebzucht, afgunst en hun jacht op roem, geld, genot en macht.         

Jacht op geluk heeft vaak iets van het jagen op zeepbellen: strek je je hand er naar uit, dan blijft er slechts wat vochtig schuim achter.

Zonder het te beseffen zijn we vaak een speelbal van jaloezie, haat en nijd. 

Dankzij mijn gids en voorbeeld Spinoza ben ik mij ervan bewust geworden dat je het hoogst bereikbare doel en het ware geluk in dit leven niet in de wereld van de verbeelding moet zoeken. 

       Het is allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan, want het begrijpen van mijn binnenwereld vind ik heel wat moeilijker dan het begrijpen van de buitenwereld. 

Het is hard werken en een zaak van vallen en opstaan en hoe vaak gebeurt het niet dat je je beste voornemens even later al weer bent vergeten?

Meer dan vijfhonderd telescopen heb ik gebouwd, maar het op orde brengen van mijn binnenwereld kost mij heel wat meer moeite.

Ik zei je al, dat ik mij op de eerste twee trappen beweeg en dat ik van de Intuïtie alleen nog maar kan dromen”.

          “Dus dat zijn jouw reisgenoten op weg naar boven”, zei ik en wees op de namen die hij op de sporten van de ladder van de rede had geschreven. 

“Zij zijn mijn gidsen bij de moeizame zoektocht”, antwoordde Van der Bildt. 

Twee namen verbaasden mij in het rijtje: Euclides en Copernicus. 

Ik vertelde Van der Bildt dat ik de boeken van Euclides had bestudeerd, dat ik hem kende als wiskundige, maar niet als gids voor gelukzoekers. 

“En wat hebben Spinoza, Galilei en Copernicus gemeen?”, vroeg ik hem, want hij had hun namen gebroederlijk naast elkaar, een plaats op de ladder gegeven.

Van der Bildt nam zijn ladder, wees naar de trap van de ‘Rede’ en naar de namen Plato en Euclides. “En Copernicus?”, vroeg ik. 

“Eerst vertel ik je over de relatie tussen Spinoza, Plato en Euclides, daarna begrijp jij zelf wel waarom ik Copernicus’ naam daar heb neergeschreven. 

Volgens Plato is ieder individu een chaos van begeerten, of zoals Spinoza het zei een speelbal van allerlei slechte passies, maar dat je kunt uitgroeien tot een kosmos van zuiverheid. Om dat te bereiken moet je je door dit overgangsgebied worstelen” en Van der Bildt tikte één voor één de sporten aan van de tweede trap, van de Rede. “Dit is het gebied van wiskundige dingen en meetkundige figuren. De beste manier om je daar op voor te bereiden is volgens Spinoza studie van de ‘Beginselen der Meetkonst en der Wiskonst’, van Euclides.

“Laat niemand hier binnen gaan die geen wiskunde kent”, had Plato niet voor niets boven de ingang van zijn huis geschreven. Begrijp je”, vroeg Van der Bildt, “wat Spinoza en Plato bedoelen?” 

“Ik begrijp er niets van”, antwoordde ik. “Dankzij Euclides heb ik de wiskundige berekeningen kunnen uitvoeren, die ik bij de bouw van het planetarium nodig had, maar hoe ik via diezelfde berekeningen de chaos van begeerten van Plato en de slechte passies van Spinoza beter kan leren begrijpen, dat ontgaat mij volledig”. 

Van der Bildt genoot zichtbaar, toen hij op mijn felle reactie reageerde.

“Spinoza zou jouw planetarium hebben bewonderd als het verbluffende resultaat van een voorbeeldige manier van zuiver wiskundig denken, waarbij gevoelsmomenten en andere vertroebelingen, die afleiden van ware kennis, zijn uitgesloten.  

          Ware kennis van ons eigen ziele leven kan, net als kennis van het heelal, de wereld en ons eigen lichaam, alleen via de zuivere rede verkregen worden.

Om tot onaantastbare resultaten te komen is er volgens Spinoza maar één weg, de weg van “wiskundige dingen en meetkundige figuren.”

Daarom schreef Spinoza zijn hoofdwerk, de Ethica, naar het voorbeeld van Euclides’ meetkundige systeem.

“Begrijp je wat Spinoza bedoelt?”, vroeg Van der Bildt nogmaals. 

“Het is een interessant verhaal, maar dat Spinoza van mijn planetarium zou hebben genoten, is denk ik wat al te veel eer en ik denk ook niet dat ik met hulp van Euclides mijn binnenwereld beter zal leren begrijpen en de rol van Copernicus en Galilei ontgaat mij echt helemaal.”

“Misschien moet ik je dan toch eerst nog iets meer over Spinoza vertellen, maar de beste plaats om dat te doen, is niet hier, maar bij jou thuis op zolder bij het raderwerk en beneden in de kamer onder het Hemelsplein”.

Ga voor het vervolg naar: EISE VERTELT 47 :"MIjN PLANETARIUM EEN BEELD VAN GOD?"

Jan Knol 21.12.2020 13:01

Zo knap als Eise is om de ruimte in te kijken,
zo knap is Meinte om de diepte in te gaan.
Fantastische website, ik kan niet anders zeggen.

Jan Knol, auteur over Spinoza 21.12.2020 12:58

Klik hier om uw bericht te schrijvenZo knap als Eise is om de ruimte in te kijken,
zo knap is Meinte om de diepte in te gaan.
Fantastische website, ik kan niet

Nieuwe reacties

02.12 | 08:37

Deze korte impressie smaakt naar veel meer!!

27.10 | 21:28

Ik haw krekt yn in lêzing fan Meinte Vierstra heard oer Eise Eisinga dy't...

06.02 | 13:45

Tige interessant Meinte, likas de oare stikjes. De formule is ek goed. Koart mar kreftig

21.12 | 13:01

Zo knap als Eise is om de ruimte in te kijken, zo knap is Meinte om de di...