EISE EISINGA DE VERLICHTING IN NED.

60. TE WAPEN !

60. TE WAPEN !                                                                                                                                                                                                                                

De tegenstellingen die zich tijdens het gesprek onder het Hemelsplein aftekenden, waren een afspiegeling van wat zich op provinciaal- en landelijk niveau afspeelde.

En die tegenstellingen namen in de jaren tachtig verder toe.          

Coert Lambertus van Beyma, die de uitnodiging voor het gesprek bij mij thuis had afgewezen, zou de komende jaren een hoofdrol in Friesland en Franeker vervullen. En mede door zijn toedoen zou mijn leven totaal veranderen.

       Ik zag hem voor het eerst in 1769, tijdens het bezoek van stadhouder

Willem V aan onze universiteit.

De stad was versierd met erepoorten en kronen en temidden van dansende, zingende en van onder tot boven met oranje linten versierde kinderen en vrouwen, mocht Coert Lambertus, als zestienjarige student, namens de studenten, de Prins toespreken.

Hij deed zijn uiterste best om een goede beurt bij de Prins te maken en hij stak de ene loftrompet na de andere over hem af: 

       “ We mogen dankbaar zijn en ons gelukkig prijzen met zo’n edele Prins”. 

Coert Lambertus leek voorbestemd voor een regenten loopbaan, maar alle pogingen om Grietman van een Friese gemeente te worden, liepen op niets uit. 

Nu, jaren later, begrijp ik dat één doel zijn leven beheerste, namelijk deel uitmaken van de heersende politieke elite, de hoogste stand. 

Het was hem ondertussen wel gelukt lid te worden van de Staten van Friesland. Hij kon zich daar flink laten gelden omdat hij in intelligentie, welbespraaktheid, gedrevenheid en doorzettingsvermogen de meerdere was van vrijwel al zijn collega-Statenleden. 

En hij trof het dat het merendeel van de Staten niet op de hand van Willem V was, bang als ze waren voor een inval van Stadhouderlijke troepen omdat de Staten weigerden mee te betalen aan de oorlogsbegroting van de Republiek. 

EXERCITIE GENOOTSCHAPPEN

Om zich tegen een militaire inval te kunnen verdedigen, stelde Van Beyma voor om overal in de provincie burgers te bewapenen.

In het najaar van 1783 werden op tal van plaatsen exercitie genootschappen opgericht. 

Enkele maanden later kreeg ook Franeker zijn korps.

       De populariteit van Coert Lambertus bereikte een hoogtepunt. 

Hij wist als geen ander het volk te bespelen met zijn Bataafse mythe.

        “Onze voorouders zijn de legendarische Bataven”, hield hij het volk voor. 

“In 69 na chr. kwamen zij in opstand tegen de Romeinen. Zij zijn de stichters van de eerste Bataafse Republiek. Hun heldendaden, dapperheid, daadkracht en veel geprezen vrijheidsdrang strekken ons ten voorbeeld.”

       Grote Nederlanders, die tot de verbeelding spraken, riep hij op als getuigen: Joost van den Vondel, die een drama had geschreven over de laatste dag van de Bataafse opstand en die de Oranjes als een bedreiging zag van de vrijheid van het Nederlandse volk en P.C.Hooft met zijn treurspel Baeto over de legendarische stamvader van de Bataven waaruit de Nederlandse Republiek was voortgekomen en zelfs Rembrandt had, volgens Van Beyma de opstand van de Bataven verheerlijkt in zijn schilderij ‘De eed van Claudius Civilis’.

       Populair was Beyma als nooit te voren, maar de geest was uit de fles! 

Arme burgers zagen Coert als een volksheld die hen, als een Mozes, uit hun uitzichtloze situatie zou bevrijden, maar zelf moest hij nog wennen aan zijn rol als ‘man van het volk’. 

Hij voelde zich door zijn afkomst een regent in hart en nieren en vond het onrechtvaardig dat hij nog niet tot grietman was gekozen.

       Toen hij in de Staten ook nog het gevoel kreeg dat hij door de grietmannen niet meer voor vol werd aangezien, kwam hij tot de overtuiging dat behalve de Stadhouder ook de grietmannen de grote boosdoeners en vijanden van het volk waren.

Daarom moest niet alleen de macht van WillemV, maar ook de macht van de grietmannen aan banden worden gelegd. Coert was in de loop der jaren veranderd in een rancuneuze, verbitterde man en vast besloten zijn gram te halen en de macht van Prins en grietmannen in Friesland te breken. 

Hij riep een provinciale vergadering van exercitie-genootschappen uit, waar hij zichzelf aanstelde tot “hoofd der gewapende natie” en als ongekroonde koning van de Friese Patriotten.

Friesland ging volgens Beyma gebukt onder een door list en eerzucht gedreven ’vloek genootschap’ dat moest worden vervangen door een door het volk gekozen ’regering der besten’.

Valckenaar probeerde Beyma wat milder te stemmen en hem ervan te overtuigen het overleg te zoeken in plaats van de confrontatie.

Maar hij was niet aanspreekbaar en de tegenstellingen verscherpten zich.

Coert voelde zich gesterkt door wat er in Holland gebeurde, waar de patriotten de macht hadden gegrepen en WillemV was gevlucht naar paleis ‘Het Loo’ in Apeldoorn.

De regenten voelden zich daardoor ernstig bedreigd en vaardigden de ‘bloedplakkaten’ uit waarin zij de exercitie genootschappen aan banden legden en de vrijheid van drukpers beperkten. 

Om verdere escalatie te voorkomen, drongen Gadso Coopmans en Johan Valckenaar er bij de regenten op aan de plakkaten in te trekken. Maar de Staten zagen hun bemiddeling als bemoeizucht en beklaagden zich bij de curatoren van de universiteit over de handel en wandel van de heren professoren en dreigden hen te ontslaan als ze hun leven niet beterden. 

Beide heren, die zich ondertussen als echte patriottische leiders van Franeker hadden ontpopt, hielden de eer aan zichzelf en namen met nog twee collega’s ontslag.

        Behalve de vier professoren vertrok ook nog eens 30% van alle studenten.

Het betekende opnieuw een aderlating voor onze universiteit en een zware slag voor de stad.

       De relatie met de provincie kwam helemaal op een dieptepunt toen ons werd verboden nog langer tol te heffen van schippers op de route Leeuwarden - Harlingen. 

De Staten wilden zo de stad treffen vanwege haar patriotse politiek. 

       Het Fitzgericht weigerde de order uit te voeren en drong er bij de Vroedschap op aan maatregelen te nemen om de stad te kunnen verdedigen, indien de Staten ons daartoe met geweld zouden dwingen. Om de stad te verdedigen werd toen het defensiewezen opgericht. Sinds mijn aantreden in 1777 had ik de Vroedschap zien veranderen van een rustig-, in een radicaal gezelschap. Ik voelde me er steeds minder op mijn gemak, vooral toen ik tegen mijn zin in het defensiewezen werd gekozen. Ik protesteerde tegen die benoeming, omdat ik afwezig was toen er werd gestemd. De benoeming was op een democratische wijze tot stand gekomen en ik had het besluit van de Vroedschap te respecteren, zo werd mij door de Magistraat te verstaan gegeven. De Franeker stadsregering was vanaf dat moment patriottisch. Ondertussen bereikte de confrontatie tussen Beyma en de Staten een hoogtepunt toen de Staten hem dreigden met vervolging, omdat hij het volk tegen de regering zou opzetten

Beyma, gesterkt door de gebeurtenissen in Holland, riep de statenleden op zich af te scheiden en in Franeker een nieuwe Friese regering te vormen.

Hij hoopte en verwachtte dat de Staten zich achter hem zouden opstellen en dat er een volksopstand zou uitbreken, maar bij de Staten vond hij weinig gehoor en een volksopstand bleef uit. De grond werd hem nu te heet onder de voeten en hij vluchtte met nog twaalf medestanders naar Franeker.

Daar waren we allerminst blij met zijn komst. Valckenaar probeerde hem er nog van te overtuigen, dat het uitroepen van een tegenregering een slechte zaak was en in een catastrofe zou eindgen, maar Coert was niet te vermurwen.

Vanaf dat moment deelde Beyma de lakens uit in Franeker.

Hij voelde zich echter allerminst veilig achter onze stadsmuren en vreesde voor represailles. Daar was ook alle reden voor, want de Staten dreigden een ieder die zich bij de ‘oproerkraaiers’ aansloot, met vervolging, ja zelfs met de doodstraf!

Direct na aankomst inspecteerde hij daarom met zijn volgelingen de verdedigingswerken van de stad en riep vervolgens het defensiewezen in spoedzitting bijeen. 

     “Wij leden van de Staten van Friesland”, zo sprak hij ons toe, “ vormen nu de enige, echte regering van Friesland en Franeker is onze zetel.”

Omdat de verdediging van de stad er volgens hem allerbelabberdst voorstond, had hij besloten dat de verdediging berustte bij de defensieraad en drie Statenleden en dat hij de leiding op zich nam. Hij had ook al een nieuwe naam bedacht: 

‘Het Defensiewezen van Staat en der Stad van Franeker’.

Het had iets van een staatsgreep en wij lieten het gebeuren.

In allerijl werd op bevel van Beyma de stad in staat van verdediging gebracht. Schildwachten werden op strategische plaatsen gepost en leden van het exercitie genootschap moesten wachtlopen. Maar van verdedigen kon geen sprake zijn, want het ontbrak aan alles. Er waren geen geweren en kanonnen en er was geen munitie. In de ergste nood werd voorzien met de uitdeling van vierhonderd uit Leeuwarden gesmokkelde geweren. 

Dat was bij lange na niet voldoende. Valckenaar werd daarom naar Amsterdam gezonden, waar hij een krediet van 10.000 gulden wist binnen te halen dat hij gebruikte voor de aanschaf van 8000 pond kruit, drie kanonnen en wapens. Maar omdat niemand ervaring had met het bedienen van het geschut, moesten er kanonniers uit Utrecht komen om het ons te leren.

Voor de eerste schietoefening op 15 juli werden we toegesproken door Gadso Coopmans. 

“Wij alleen, en wij alleen, bepalen wat hier in Franeker zal gebeuren”, riep hij ons vanaf het bordes van het stadhuis toe.  

Hij stak zijn hand op en tweehonderd burgers in uniform schouderden het geweer, mikten in de richting van de zon en gaven een salvo. 

Een donderend gekraak weergalmde over ‘t Nauw en de Brol en een grijze kruitdamp trok langzaam weg.Vervolgens marcheerde het Vrijkorps over de Voorstraat, de Vijverstraat en via de Harlinger poort naar de Bleek, waar de schietoefeningen werden gehouden. Een bont gezelschap van kleine neringdoenden, winkeliers, kasteleins en timmerlui, vooraf gegaan door een vaandeldrager met een enorm vaandel met daarop de tekst:

                                       ‘FOR UWS LAN, WYV EN BERN’ .

Enkele weken eerder waren alle leden van het Vrijkorps verplicht tot het dragen van dezelfde militaire kleding. Net als de meeste andere leden droeg ik een blauwe jas, die Pietsje voor mij had gemaakt en een zwarte steek. Mijn bewapening bestond uit een geweer met een blinkende bajonet en was bijna niet te dragen. Het was een gênante vertoning. Ik voelde mij verschrikkelijk opgelaten. De hele optocht werd gevolgd door een nog veel grotere groep stadgenoten die vanaf het Bolwerk achter de Bogt van Guné het krijgsgebeuren volgde.

De Friese Staten reageerden voorzichtig op de rebellie. Ze stuurden twee deurwaarders naar Franeker om de sleutel van het kruid magazijn en het geschut op te eisen. Maar Beyma arresteerde de mannen in naam van ‘Het defensiewezen van Staat en der Stad’ en liet ze opsluiten. De situatie dreigde nu helemaal uit de hand te lopen, want ‘Leeuwarden’ zou dit nooit accepteren.

In een haastig bijeengeroepen vergadering van de Vroedschap hebben we toen besloten Beyma opdracht te geven de mannen onmiddellijk vrij te laten. Beyma ging onder protest akkoord.

Met lege handen keerden ze terug naar Leeuwarden.

De breuk met de Staten was nu volledig.

Beyma vond de toestand nu zo kritiek dat hij patriottische troepen uit omliggende dorpen om bijstand vroeg.

De volgende dag reden boerenwagens de stad binnen met een honderdtal manschappen bewapend met bijlen, hooivorken en een enkel geweer.

De sociëteit werd ons hoofdkwartier waar Beyma zijn orders uitdeelde.

           Ik werd op een nacht, met nog een defensielid, op inspectie naar Oosterbierum gestuurd, waar op het Wad een schip voor anker lag, geladen met 7000 pond kruit en twee pondens geschut. 

Het schip moest tussen elf uur ‘s-avonds en zes uur ’s-morgens worden gelost op zeventien boerenwagens. Wij moesten erop toezien dat het transport naar Franeker goed verliep. Langs de route liepen andere leden van de defensie wacht, omdat men bang was dat het ‘oranje garnizoen’ van Harlingen lucht zou krijgen van het wapentransport. Bij aankomst werden de helpers persoonlijk door Beyma in de sociëteit verwelkomd en rijkelijk op jenever getrakteerd.

         De spanning steeg met de dag. Bijna dagelijks werd er, omdat er militairen op weg zouden zijn naar Franeker, alarm geslagen. De met hooivorken en bijlen bewapende boeren begonnen te morren en eisten geweren, een kanon, kruit en kogels.

Buiten de stadspoorten waren wachtposten ingericht. Het was mijn taak deze posten te inspecteren. Dat het inspectiewerk niet zonder gevaar was, bleek al toen we voor het eerst, op Klaas Siebes Terp aan het Jaagpad naar Dronrijp, een wachtpost naderden en een schildwacht, blijkbaar geschrokken, ons toeschreeuwde: ”Stilstaan of ik schiet.” Toen we even later in de wachtpost waren, een soort houten tent met in het midden een gat in de grond waarin een vuurtje werd gestookt, sloeg hij opnieuw alarm. We hoorden inderdaad vreemde geluiden. Twee mannen slopen voorzichtig in de richting vanwaar het geluid kwam tot er plotseling een luid gelach in het nachtelijk duister klonk. Het was een paard dat tegen een hek stond te schurken.

Op  de terugweg kregen we de schrik van ons leven, toen er, dichtbij de Noorderpoort gekomen, op ons werd geschoten. Gelukkig dat de kanonniers het kanon nog niet goed konden bedienen, de kogels misten ons op een tiental meters. Terug in de stad zocht ik het kanon op vanwaar op ons was geschoten. Het bleek dat de kanonniers op alles schoten wat maar enigszins verdacht was.

              Wanneer ik ‘s avonds op inspectie was, stond Pietsje doodsangsten uit. Ze voelde zich al lange tijd niet goed. Ik maakte me zorgen over haar gezondheid en durfde haar daarom niets te vertellen over mijn nachtelijke avonturen.

De grootste bedreiging kwam, zo bleek jaren later, niet uit de loop van een geweer of kanon, maar uit de pen van Coerd van Beyma. 

Toen ik van één van mijn nachtelijke inspectietochten buiten de stadsmuren terugkwam in ons hoofdkwartier, liet hij mij een ‘brandbrief’ lezen, die hij namens het defensiewezen aan grietman en orangist, Johannes Casparus Bergsma had geschreven, en waarin hij hem op gruwelijke wijze bedreigde met het in vuur en vlam zetten van zijn bezittingen en het inunderen van zijn landerijen. Toen ik ook mijn naam onder de brief zag staan, ontstak ik in woede.“Maar mijn beste Eise, jij maakt toch ook deel uit van ons defensiewezen”, was zijn laconieke reactie op mijn woede uitbarsting. Ik heb daarop de sociëteit verlaten en ben onmiddellijk naar huis gegaan en mij zelf beloofd deze man nooit meer onder ogen te komen.

          Al zijn pogingen om regent te worden, waren tot nu toe mislukt, en verblind door jaloezie en haat ging hij nu, met gevaar voor eigen- en andermans leven, tot het uiterste. Die valse handtekening zou mij later in de grootste problemen brengen.

Het was Beyma’s laatste wanhopige poging om het tij te keren.

De politieke situatie in de Republiek was in enkele dagen namelijk volledig gewijzigd in het nadeel van de Patriotten. 

             Nog niet zo lang geleden voelde hij zich gesterkt door de machtsgreep van de Patriotten in Holland, maar het patriottisch bewind in Holland was als gevolg van de inval van het Pruisische leger als een kaartenhuis in elkaar gezakt. 

De patriotten hadden geen schijn van kans tegen het Pruisische beroepsleger. Het betekende een roemloos einde van de revolutie.

Het bericht van de nederlaag van de politieke vrienden in Holland sloeg hier in als een bom. Het zou nog maar een kwestie van uren zijn, zo ging het gerucht, en de troepen zouden de aanval op Franeker openen.

                                      EISES DIGITALE SCHATKIST  

                                     LEES, KIJK, DOE EN ONTDEK

👍 Coert of Court Lambertus van Beyma ( 1753 - 1820) was grietenijsecretaris, notaris en veilingmeester, afgevaardigde en gedeputeerde in de Friese Staten, voorman van de Friese patriotten, leider van een coup en balling in Noord-Frankrijk. Van Beyma werd in 1796 gekozen in de Eerste Nationale Vergadering. In 1817 werd hij lid van de Provinciale Staten van Friesland.Zijn biografie vind je op:

👍 In 'Politieke Praatvaar' ,een patriottisch tijdschriftje, probeert Jaap uit te leggen waarom de patriottische gewapende vrijkorpsen of exercitiegenootschappen nuttig zijn en waarom de leden van die genootschappen zich dienen te gedragen:

👍 Prinses Wilhelmina van Pruisen, de vrouw van stadhouder Willem V, wordt op 28 juni 1787 bij het dorpje Goejanverwellesluis tegen gehouden door een patriottisch vrijkorps. Ze moet wachten in de boerderij van Adriaan Leeuwenhoek en mag voorlopig niet verder.

Vers bij de Patriotse Grenadier Uit: WWW.Rijks Studio 'Patriotten en Vrijcorpsen'

Rijksstudio Eise Eisinga 'Patriotten en Vrijkorpsen'

Nieuwe reacties

02.12 | 08:37

Deze korte impressie smaakt naar veel meer!!

27.10 | 21:28

Ik haw krekt yn in lêzing fan Meinte Vierstra heard oer Eise Eisinga dy't...

06.02 | 13:45

Tige interessant Meinte, likas de oare stikjes. De formule is ek goed. Koart mar kreftig

21.12 | 13:01

Zo knap als Eise is om de ruimte in te kijken, zo knap is Meinte om de di...