EISE EISINGA DE VERLICHTING IN NED.

66. EISE WOLKAMMER IN VISVLIET

Visvliet eert Eise Eisinga met Droomtocht door Visvliet: 'Wandel langs de planeten' Stichting Eisinga Visvliet heeft deze wandeltocht opgezet om voormalig inwoner Eise Eisinga te eren.

Ooievaar gevelsteen in de halsgevel van het Eise Eisinga Planetarium. Sterrenbeeld 'Zwaan' werd mijn 'Ooievaar'. "Ik geloof dat Pascal een liefhebber van mijn sterrenbeeld zou zijn geweest, omdat moraal en menselijkheid het hart vormen van mijn ’Ooievaar’ .De ‘Ooievaar’ stijgt bij Pascal uit boven mijn ‘Zonnewijzer’, omdat, zo las ik bij hem, het hart het eerste en enige is waar het om gaat".

Zonnewijzer in de halsgevel van het Eise Eisinga Planetarium. "De ‘Zonnewijzer’ zou Pascal waarderen omdat die het symbool is van de denkende mens".

66. WOLKAMMER IN VISVLIET                                                                                                                                                                                                        

 Nieuwenhuis was het volstrekt met mij oneens om naar het noorden terugtekeren.     

“De prinsgezinden zijn als de dood voor de gebeurtenissen in Frankrijk. 

Iedere Patriot is in hun ogen staatsgevaarlijk en wordt opgepakt”, hield hij mij voor. “Blijf Eise, hier ben je veilig. Je kunt bij ons wonen, zolang je wilt”, drong hij aan.

Maar mijn besluit stond vast en ik vertrok. 

       Door nu te vertrekken, nam ik een risico, dat besefte ik, maar ik kon niet langer wachten. 

Visvliet was mijn doel. Daar, precies op de Fries-Groningse grens zou ik uit handen van de Friese Staten blijven en in geval van een machtswisseling, kon ik snel naar Franeker terugkeren.

Bij het afscheid gaf Lambertus mij het boek van Blaise Pascal.

“Je vroeg me gisteravond”, zei hij, terwijl hij mij het boek gaf, “wat ik dacht, dat er gaat gebeuren als het denken van Descartes de wereld gaat veroveren en de mens niet meer is dan een uurwerk, dat kan denken.

Vannacht herinnerde ik mij wat je vertelde over jouw ‘Ooievaar’ en de helden die jou staande houden en inspireren.

Heb je nog plaats voor een nieuwe ster in jouw sterrenbeeld?” vroeg hij met een glimlach, “want je zult Pascal hard nodig hebben”.“Dat valt nog te bezien”, dacht ik, want ik kende Pascal tot nu toe alleen als wetenschapper. 

       Tijdens mijn reis van Enschede naar Visvliet kwam ik in de ban van de ‘Gedachten’ van Pascal. Om de twee uur, als ik even uitrustte, las ik wisselend in Thomas en Pascal.

Van Lambertus had ik al begrepen dat er volgens Pascal, oneindig veel dingen zijn die het verstand verre te boven gaan. Al lezend in zijn ‘Gedachten’, werd mij snel duidelijk dat, als het om de grote vragen in het leven gaat, ook Pascal met zijn geniale verstand niet tot oplossingen kon komen. Voor in het boek had Lambertus de vogende tekst geschreven:

Alleen met het hart kunnen we zien, het wezenlijke blijft verborgen voor het oog”,

Dat betekende dat hij zijn verstand ondergeschikt maakte aan zijn hart. 

Anders dan bij Descartes, was er bij Pascal geen sprake van een scheiding tussen hoofd en hart. Hij was mens, als alle mensen. 

Hij was hoofd en hart.

              Er zijn ervaringen waarvan je later nog precies weet waar en wanneer het gebeurde. Zo’n ervaring was het, toen ik van Wytse Foppes het ‘cogito ergo sum’, leerde, en zingend over het Jaagpad naar huis liep. 

En nu liep ik ergens op een landweggetje tussen Vriezenveen en Westerhaar en probeerde een melodie en een loopritme te vinden op de woorden van Pascal.

‘s-Avonds had ik nog zo’n ervaring. 

Ik stond in de deuropening van de herberg waar ik overnachtte. 

Het was net zo’n nacht als die nacht in mei 1781, toen Jelte het Planetarium in beweging had gezet en wij samen op het Bolwerk stonden. Het was het einde van een onvergetelijke dag. Ook nu was het nieuwe maan en aarde donker. We keken omhoog en Jelte zei:

“God doet het licht aan.” 

En ook nu stond daar mijn ‘Ooievaar’, recht boven mij en ik begroette mijn helden één voor één.

Toeval of niet, maar toen ik de volgende morgen, de ‘Gedachten’ opende, was het eerste wat ik las, het verslag van een persoonlijke ervaring van Pascal.

Een ervaring die van grote betekenis en waarde voor hem was en die hij voor altijd wilde vasthouden. Hij schreef zijn ervaring op een klein  stukje perkament dat hij in de voering van zijn kleren naaide. 

Het begint met de woorden

Vuur

God van Abraham, God van Izaäk, God van Jacob,

niet van filosofen en geleerden.

Zekerheid. Zekerheid. Gevoel.  Vreugde. Vrede.

God van Jezus Christus.

Ik geloof dat Pascal een liefhebber van mijn sterrenbeeld zou zijn geweest, omdat moraal en menselijkheid het hart vormen van mijn ’Ooievaar’ en de ‘Zonnewijzer’ zou hij waarderen omdat die het symbool is van de denkende mens.

De ‘Ooievaar’ stijgt bij Pascal uit boven mijn ‘Zonnewijzer’, omdat, zo las ik bij hem, het hart het eerste en enige is waar het om gaat.

‘s-Avonds heb ik een plekje voor hem uitgekozen in mijn ‘Ooievaar’, naast Thomas.

De reis naar Visvliet verliep onder een goed gesternte.  

Visvliet

Omdat ik in Visvliet geen herberg kon vinden, nam ik mijn intrek in de herberg van een naburig dorp. Daar informeerde ik of ze Sikkema kenden, wolkammer in Visvliet.

Ja, die kenden ze, maar de man was al geruime tijd ziek en de wolkammerij lag stil.

De volgende dag heb ik Sikkema opgezocht.

Ik vertelde hem over de ontmoeting met de beide broers in Gronau. 

Hij had onmiddellijk begrepen, dat ik, net als hen, op de vlucht was. 

Toen hij vernam, dat we vakgenoten waren, vroeg hij, of ik zijn werkzaamheden tijdens zijn ziekte wilde waarnemen. 

“Niemand zal vermoeden dat je een Patriot bent, die op de vlucht is, want ik ben al een hele tijd op zoek naar een wolkammer”.

Nog diezelfde dag ben ik bij hem ingetrokken. Sikkema was eind zestig, weduwnaar en vader van vier ongetrouwde dochters. Drie werkten als hulp in de huishouding bij boeren in de omgeving en de jongste woonde, sinds het overlijden van zijn vrouw, thuis en verzorgde hem. Hij leed aan een longziekte, hoestte voortdurend en had van tijd tot tijd last van benauwdheid.

         Mijn leven veranderde van de ene op de andere dag, van een onzeker-, zwervend- in een rustig burgermans bestaan.                 

Toch had het onzekere leven als vluchteling ook iets bijzonders als ik dacht aan al die verschillende ervaringen en ontmoetingen. 

Het had zelfs iets opwindends, waarvan ik, ik aarzel om het op te schrijven, ook wel genoot. Of was ik óók op de vlucht voor mezelf, voor mijn verdriet, angst en woede? 

Ik zocht, ja, wat zocht ik eigenlijk? Troost, afleiding, houvast? 

En ik hoopte het bij mijn ‘Ooievaar’ te vinden. 

       “Ja, je bent voor jezelf op de vlucht”, antwoordde ‘Pascal’, die vanavond voor het eerst flonkerend aan de hemel stond. “Je doet er alles aan, om maar niet aan jezelf te worden overgelaten. Door jezelf op allerlei manieren te verstrooien, probeer je jezelf te vergeten. 

En zolang je jezelf maar vermaakt en jezelf niet kent, denk je ook nog gelukkig te zijn.” 

       ”Een echte grot bewoner ben je”, viel Plato hem in de rede, “vastgebonden met handen en voeten geniet je van een schijnwereld, en je vindt het ook nog prettig! 

“Je bedriegt jezelf Eise, kom toch uit je hol, en kies voor de wereld van het zuivere licht”, riep Plato mij toe. 

       Nu mengde ook Plato’s buurman ‘Socrates’, een van de helderste sterren van mijn ’Ooievaar’, zich in het gesprek: “ Ga, als je de wereld van het zuivere licht, de eeuwige waarheid, echt wilt vinden op ontdekkingsreis in je eigen binnenste, want daar vind je meer dan de hele uiterlijke wereld jou kan schenken. Niets is daarna voor jou nog van absolute waarde in deze wereld”. 

       ‘Lichtjaren verwijderd van beide oude Grieken stond onze landgenoot Spinoza in mijn sterrenbeeld. 

“Mijn collega lenzen slijper Van der Bildt”, sprak Baruch,” heeft mijn ideeën prachtig in beeld gebracht, met zijn drietraps ladder. 

Als je je ontdoet, Eise, van het lege en futiele alledaagse leven en de ‘Verbeelding’ achter je laat, zul je al worstelend, sport voor sport, de Intuïtie, de hoogste vorm van kennis, wijsheid en echt menselijk geluk bereiken”.

       “In het perspectief van deze onmetelijke kosmos, ervaar je jezelf misschien als een onbeduidend en vergankelijk schepsel”, sprak Kant vervolgens. “Maar dat is slechts één kant van je bestaan, je eerste natuur. 

In deze onmetelijke kosmos ben je een uniek schepsel, omdat je bent uitgerust met een tweede natuur, het bewustzijn, waardoor je kunt uitgroeien tot een vrije persoonlijkheid, die helder kan denken en die beschikt over een eigen geweten. 

Daardoor ben je niet een onbeduidend stofje, nee, je voegt iets van oneindig grote betekenis, iets zeer waardevols toe aan het hele universum. 

Je bent een uniek wezen.

Temidden van de ideeën van al deze grote ‘Sterren’ zou de boodschap van Pake Eise niet hebben misstaan. 

In mijn jeugdige ‘Ooievaar’ was hij een belangrijke ‘Ster’, maar toen mijn ‘Ooievaar’ volwassen werd, heb ik hem ingeruild voor Thomas. 

Ik wist trouwens precies wat hij op dit moment zou zeggen: 

“Alles in de buitenwereld kun je verliezen: je vrouw, je kinderen, je huis, je levenswerk, maar niemand kan jou de allergrootste rijkdom afnemen, die je in je binnenste bij je draagt: je hart, je geweten, je wijsheid en je idealen”.

       “Nu hoor je het ook eens van anderen”, sprak Thomas tenslotte en omdat hij verder zweeg opende ik zijn ‘Imitatio’ en las: 

Gelukkig de ogen die gesloten voor de uiterlijke dingen, zich met aandacht richten op het innerlijke.”

De vrienden van mijn ‘Ooievaar’ waren het, die mij langzaam maar zeker van buiten naar binnen trokken, van mijn buitenwereld naar mijn binnenwereld.

       De volgende morgen nam Sikkema mij mee naar het achterhuis waar de wolkammerij was. Het productieproces van ruwe wol tot geverfde kamgarens verliep, zoals ik het kende. Alleen werd de wol niet in de kammerij maar buiten onder een afdak gewassen. 

“Dat wilde mijn vrouw, omdat het anders te veel stonk in huis”, zei Sikkema. 

“Vroeger waste en verfde zij de wol en nu doet mijn jongste dochter dat. 

Ze heeft een heel goed gevoel voor kleuren”. Op dat moment ging de deur van het achterhuis open en kwam een jonge vrouw naar binnen. Sikkema stelde Trijntje, zijn jongste dochter, aan mij voor. 

       “Wat een bekend gezicht”, schoot het door mij heen. Waar kende ik haar van? Had ik haar eerder gezien, maar waar? Ze las blijkbaar een zekere verbazing van mijn gezicht: 

“Já ”, zei ze, “ik ben ècht Trijntje.” 

“Ik hoop, dat jullie het een beetje met elkaar kunnen vinden, zei Sikkema.

“Maak je daar maar geen zorgen over”, zei Trijntje, “dat zal best lukken, jullie zullen wel trek hebben, ik heb de tafel gedekt.” 

       Tijdens het ontbijt vertelde Sikkema mij nog het een en ander over de wolkammerij en ondertussen keek ik zo onopvallend mogelijk naar Trijntje en probeerde te achterhalen of, en zo ja waar, ik haar eerder had gezien.

       Al binnen enkele dagen draaide de wolkammerij op volle toeren. 

Trijntje informeerde de boeren, dat er een nieuwe wolkammer was en al snel was er voldoende wol voor weken werk.

Boer Dominee, Dominee Boer

Een van de boeren die wol aan Sikkema leverde, was boer èn dominee.

Door de week werd hij aangesproken met boer- dominee en ‘s-zondags was het dominee-boer. Hij woonde in een boerderijtje in Westerhorn op de dorpsterp tegenover de kerk. 

Vanuit het voorhuis hoedde hij over de gelovigen en vanuit het achterhuis een varken, drie koeien en een kudde schapen. We raakten bevriend en ik vertelde hem over de verlichte vrienden van mijn ‘Zonnewijzer’, maar vooral over die van mijn ‘Ooievaar’. 

       De samenwerking met Trijntje verliep uitstekend. Overdag, tijdens het werk, werd er weinig gepraat, maar ‘s-avonds des te meer. Ze vroeg mij dan honderd uit over het Planetarium en bij onbewolkt weer gingen we vaak naar buiten om de sterrenhemel te verkennen. Al snel kon ze enkele planeten en alle bekende sterrenbeelden vinden. 

Behalve over het Planetarium, vertelde ik haar over de twaalf ‘sterren’ van mijn ‘Ooievaar’ en de twaalf helden van mijn ‘Zonnewijzer’ en ‘s-avonds na het ’verteluurtje’ schreef ik de verhalen op. 

       Alle dagen verliepen eender , ‘s-morgens vijf uur opstaan, ontbijt en van zes tot twaalf in de wolkammerij met een korte onderbreking, twaalf uur een warme maaltijd en vervolgens tot vijf uur wolkammen en de zondag stond helemaal in het teken van de kerkgang ,‘s-morgens en ’s-middags.

Eise, Mozes, Trijntje en Zippora

Tijdens het middageten las Sikkema voor uit de bijbel.

Tijdens een van die bijbellezingen las hij het verhaal van Mozes in de woestijn, Exodus 2: 11-22. Hoe vaak had ik dat verhaal al niet gehoord en gelezen, maar nooit zal ik deze lezing vergeten.

Sikkema had voortdurend last van hoestbuien en kon slechts met grote moeite een zin in een keer lezen, maar hij bracht het verhaal van een ontgoochelde, radeloze en bange Mozes voor mij tot leven, als nooit tevoren.                                                            

Mozes, die moest maken dat hij wegkwam en de woestijn invluchtte om z’n vege lijf te redden.

Moederziel alleen trok hij door een vreemd land en hij wist niet waar het naar toe moest met zijn leven. 

Hij voelde zich volstrekt verloren. 

En toen kwam dat moment waarop Mozes werd opgenomen in het huis van Jethro, en Sikkema, getroffen door een hoestbui, de lezing even moest onderbreken. 

Ik keek op, zag hoe Trijntje naar mij keek, hoorde tegelijk hoe Mozes zijn vrouw Zippora, een van de zeven dochters van Jethro, vond en een gevoel van gelukzaligheid overkwam mij, als toen in het klooster, alleen heftiger.

“Wil je mij het verhaal van Mozes in de woestijn vertellen?”, vroeg Trijntje mij ‘s-avonds. 

“Hoezo?“ 

“Omdat ik denk, dat jij je een beetje als Mozes voelt.” 

“En jij een beetje als Zippora”, dacht ik, maar durfde het niet te zeggen.

Ik vertelde haar, dat ik, om het vege lijf te redden, uit Franeker was gevlucht.

Hoe ik mij volstrekt verloren had gevoeld en moederziel alleen door een vreemd land trok en niet wist waar het naar toe moest met mijn leven. 

“Ja, ik voel mij vaak even ontgoocheld, radeloos en bang als Mozes”, vertrouwde ik haar toe. “Maar ik vind gelukkig veel steun bij mijn twaalf vrienden. En weet je wat zo bijzonder is aan het verhaal van Mozes?

Dat er twaalf reddende engelen in Mozes’ leven waren.”

“Twaalf?”, vroeg Trijntje. “Ja, twaalf en een van die twaalf was Zippora.”

‘s-Avonds voor ik ging slapen, heb ik het verhaal van ‘Mozes in Visvliet’ opgeschreven. 

“Voor mijn Zippora”, had ik er boven geschreven. 

“Misschien komt er nog eens een tijd, dat ik het Trijntje, laat lezen”, dacht ik.

Dat moment zou onverwacht snel komen.

                                       EISES DIGITALE SCHATKIST

                                       KIJK, LEES, DOE EN ONTDEK

👍

Blaise Pascal vond in de 17e eeuw de allereerste rekenmachine uit.

De rekenmachine is de voorloper van onze computer, wist je dat? En hij vond nog veel meer dingen uit...Kijk en luister naar de clip

👍In ‘Mijn eerste boek over zon, maan, sterren en planeten’ EISE VERTELT 7 EN 8 vertelt Eise hoe hij zijn eerste sterrenbeeld de ‘Ooievaar’  tekent en elk van de twaalf sterren een naam geeft van zijn vader, moeder, zusje, grootouders en vrienden.

De ‘Ooievaar’ wordt, net als Eise, volwassen en in de loop der jaren geeft hij andere namen aan zijn sterren. 

Waarom kiest Eise juist deze personen als zijn helden en wat is voor Eise de betekenis van zijn ‘Ooievaar’?

In ’Leven in de gevangenis’ EISE VERTELT 60 en ‘Van Voltaire naar Locke en Montesquieu’,EISE VERTELT 61vertelt Eise aan een mede gevangene wat zijn helden voor hem betekenen.

De Zon is uiteraard het belangrijkste hemellichaam in de droomtocht Visvliet

Nieuwe reacties

02.12 | 08:37

Deze korte impressie smaakt naar veel meer!!

27.10 | 21:28

Ik haw krekt yn in lêzing fan Meinte Vierstra heard oer Eise Eisinga dy't...

06.02 | 13:45

Tige interessant Meinte, likas de oare stikjes. De formule is ek goed. Koart mar kreftig

21.12 | 13:01

Zo knap als Eise is om de ruimte in te kijken, zo knap is Meinte om de di...