EISE EISINGA DE VERLICHTING IN NED.

70. VAN VOLTAIRE NAAR LOCKE EN MONTESQUIEU

In navolging van de oude Grieken en Immanuel Kant geven Eise Eisinga en Vincent Icke namen aan sterren en planeten

“Ze staan in mijn ‘Ooievaar’ dicht bij elkaar, omdat zij veel met elkaar gemeen hebben. 

Volgens Locke heeft ieder individu van nature recht op een zo groot mogelijke vrijheid. 

Ieder mens moet in vrijheid invulling kunnen geven aan zijn eigen leven en niemand mag het lichaam van een ander mens bezitten, behalve de bewuste persoon zelf.

Om te voorkomen dat de samenleving ten onder gaat aan gevechten, om het eigen

belang te laten zegevieren, moeten burgers tegen zichzelf en elkaar worden beschermd. 

Het is de taak van de staat om het natuurrecht van ieder mens te beschermen.

Volgens Locke moet je een staat beoordelen op basis van hoe goed ze de natuurrechten van zijn burgers beschermt. 

Wil je deel uitmaken van een staat, dan verplicht je jezelf de regels van die staat te respecteren. 

Een regering mag net zolang blijven als ze de natuurrechten beschermt”. 

”En als ze dat niet doet”, vulde Berent aan, “moet ze dan verdwijnen?” 

Ik knikte. “Jouw verhaal over Locke”, ging hij verder, “klinkt als een partijprogramma van de Patriotten. Is Locke soms jullie profeet?”

       Ik bemerkte dat Berent geïnteresseerd was in beide Verlichters en vertelde hem daarom over het Manifest, dat Gadso Coopmans een jaar voor onze ballingschap had opgesteld en waarvan ik hoopte dat het nog eens kon dienen om de eenheid in ons land te herstellen.

De ‘Ooievaar’ was helemaal verdwenen toen we gingen slapen.

”Je hebt goed geslapen”, zei Berent de volgende morgen. “Hoe weet jij dat?”  “Omdat je geen moment wakker bent geweest.”

“Heb jij dan de wacht gehouden? Heb jij niet geslapen?”

“Ik heb liggen nadenken over jouw helden en ik geloof dat ik zelfs over jouw ‘Ooievaar’ heb gedroomd, maar precies weet ik het niet meer. Het was in ieder geval geen akelige droom.”

       “Ik heb vannacht inderdaad goed geslapen en dat is voor het eerst sinds mijn gevangenschap”. 

“Dankzij de ‘Ooievaar’?, vroeg Berent met een glimlach. 

”Niet dankzij de ‘Ooievaar’, maar wel dankzij het gesprek dat wij hebben gehad over Voltaire en Locke. Zij hebben denk ik mijn akelige gevoelens en gedachten verdreven. 

       Dat is wat ik bedoelde, toen ik zei, dat geen enkele ‘held’ zomaar, ongevraagd, geluk, ongeluk of wijsheid, brengt. Je moet het zelf doen, door ze te leren begrijpen, te doen zoals zij doen, na te volgen en dan komt er een wonderbaarlijke kracht vrij.

 Terwijl ik dat zei, moest ik denken aan dat verhaal van Pythagoras en zijn Philosopharium, waarin hij samen met zijn ‘vrienden der waarheid’ woonde en door hard werken er voor zorgde, dat er geen verkeerde geesten binnenslopen. Ik heb diezelfde dag nog het verhaal aan Berent verteld. 

Hij vond een ‘Philosopharium’ veel mooier dan welk sterrenbeeld ook. 

“Een sterrenbeeld is ver weg en overdag en ‘s-nachts als het bewolkt is, zie je je ’Ooievaar’ niet eens”, vond hij. 

Nee, ik zoek geen sterrenbeeld, maar ik ga mijn eigen Philosopharium bouwen. 

Phi... lo... so... pha...ri...um”, spelde Berent, “wat betekent die prachtige naam eigenlijk?”

“Phileoo betekent beminnen en sophia is wijsheid. 

Een filosoof is dus iemand die minnaar is, of liefhebber van wijsheid”.

“En welke helden komen er in jouw Philosopharium?”, vroeg ik.

“Salomo in ieder geval.”

“En wie zijn jouw andere helden?” wilde hij weten. 

“Ik zou je nog iets vertellen over Montesquieu, de derde ster in de staart, maar ik wil je eerst nog iets zeggen over de helderste ster in mijn sterrenbeeld: Socrates.

Terwijl wij geluk vaak zien als iets dat afhankelijk is van uiterlijke omstandigheden, van aardse goederen, die je kunt kopen, draagt, volgens Socrates, ieder mens in zijn binnenste iets, dat oneindig veel waardevoller is, namelijk het innerlijk, de geest van de mens. 

Dat ervaren als iets eeuwigs, zegt Socrates, is meer waard dan de hele uiterlijke wereld kan schenken.” 

“En dat geloof jij?”, riep Berent verontwaardigd, “ figuren als Socrates komen nooit in mijn Philosopharium.”

“Hoezo, waarom niet?” vroeg ik verbaasd. “Omdat geluk wel afhankelijk is van uiterlijke omstandigheden. 

Zonder dagelijks brood en een fatsoenlijk dak boven je hoofd is het leven lijden, kijk maar naar mij! 

Het zijn ideeën van rijken met goed gevulde magen, die zich altijd achter hun mooie verhalen verschuilen. Wij armen hebben maar één zorg: Hoe kan ik vandaag voldoende eten vinden voor vrouw en kinderen?

Ik ben moe. Ik ga slapen.” 

“Als we nu gaan slapen, doen we beiden geen oog dicht".

“Jij niet, omdat je je opwindt over Socrates en de rijken en ik niet, omdat ik me afvraag of je mij soms bedoelt, als je het hebt over mensen die zich verschuilen achter mooie ideeën. Welke ideeën bedoel je trouwens, die van Van Hogendorp, die een wereld wil, waarin de armen armer en de rijken rijker worden of die van de Verlichters uit mijn ’Ooievaar’, die aan een wereld willen bouwen waarin de natuurrechten voor iedereen gelden?”

De ideeën die mensen hebben, bepalen hoe de wereld eruit ziet, Berent”. 

Ik vertelde hem over het gesprek, dat ik met Jelte had, toen hij het Planetarium in werking stelde, over hoe alle dingen die gemaakt worden, beginnen met een idee en een plan en dat er zonder een idee en een plan geen Planetarium zou zijn, en dat Jelte toen vroeg of God misschien eerst ook een idee en een plan had, voordat Hij de wereld maakte.

      Berent zweeg en keek door de tralies naar buiten.

“We zitten hier beiden opgesloten in dezelfde cel, vanwege dezelfde ideeën”, ging ik verder. “Jij omdat je, gedwongen door honger en armoede, aardappelen ging halen en ik, omdat ik heb gekozen voor ideeën die een einde aan honger en armoede willen maken”. 

Berent keek mij aan, stak zijn hand uit, knikte en zei: “Ik ben nieuwsgierig naar de ideeën van jouw andere Verlichters.”

       ‘s-Avonds vertelde ik Berent over de ontdekkingsreizen, die ik als kind met Pake Eise, op de rug van het vliegende paard Pegasus, naar verre sterren en planeten had gemaakt, en dat hij na iedere reis, terug op aarde, zei:

“De banen des hemels kennen, is mooi Eise, maar het kennen van de wegen hier beneden is veel belangrijker en naar die wegen moet je zelf op zoek gaan, die moet ieder mens zelf ontdekken”. 

Maar je bent niet de eerste die op ontdekkingsreis gaat, want je kunt gebruik maken van de rijke ervaringen van eeuwen die miljoenen en miljoenen mensen ons hebben nagelaten.

Je zou jezelf tekort doen als je die ervaringen ongebruikt liet liggen. 

Ervaringen en vooral ideeën die ik wil bewaren, omdat ze mijn wegen hier beneden kunnen verlichten, heb ik opgeborgen in mijn beide schatkamers”. 

“Schatkamers?”, vroeg Berent. 

“Heb je behalve je ‘Ooievaar’, dan nog een schatkamer?” 

“Ja, ik heb er nog een, maar daar vertel ik je later wel over, als je het tenminste leuk vindt, want ik wil je niet ongevraagd overrompelen met mijn ideeën en zekerheden”. 

       Door de reactie van Berent op mijn verhaal over Socrates aarzelde ik om anderen zomaar een kijkje in mijn intieme ‘binnenkamer’ te gunnen. 

Over helden als Voltaire, Locke, Spinoza, Montesquieu, Rousseau, Socrates en Plato, die ik niet tot mijn intimie rekende, kon ik vrijuit spreken, maar anders lag dat met bijvoorbeeld Thomas a Kempis en Blaise Pascal.            

       Ik was Berent nog het verhaal schuldig over twee Verlichters: Montesquieu en Rousseau. 

“Montesquieu was misschien wel de belangrijkste architect van de nieuwe orde”, vervolgde ik het verhaal over mijn Verlichters. 

“Hij maakte reizen door Europese landen en onderzocht hoe mensen er leefden. 

Of de macht nu bij een kleine, rijke elite, een koning of een despoot berustte, overal zag hij grote verschillen tussen arm en rijk, overal kon je zomaar worden opgepakt, valselijk aangeklaagd en gevangen gezet. 

Of een land nu een republiek was, of door een monarch of despoot werd bestuurd, de machthebbers stelden de wetten vast, spraken recht en voerden de wetten en besluiten uit. 

De burgers voelden zich over het algemeen niet vrij en veilig en waren overgeleverd aan willekeur.

       In een democratisch land voelen mensen zich vrij en veilig, stelde Montesquieu, want daar berustten wetgeving, rechtspraak en uitvoering niet bij één persoon of een kleine elite, maar zijn ze gescheiden. 

De ideeën van Montesquieu hebben een ontzagwekkende invloed gehad en hebben ook de opstellers van de Amerikaanse en Franse grondwetten geïnspireerd. 

Je hoeft geen profeet te zijn om te voorspellen dat zijn ideeën vroeg of laat ook ons land zullen veroveren. 

Tegengestelde ideeën en belangen zullen er altijd zijn, maar in een land met een democratische rechtsorde zullen ze niet uitlopen op een catastrofe, zoals wij nu meemaken”. 

“En tenslotte Rousseau”, ging ik verder. “Dat is dus de minst belangrijke”, zei Berent. ”Hoezo?” “Omdat je hem voor het laatst hebt bewaard”. 

“Of hij het minst belangrijk is, weet ik niet, maar ik heb wel lang getwijfeld of ik hem in mijn Ooievaar zou opnemen. 

       Rousseau ging er vanuit dat de mens in de oertijd in een natuurtoestand leefde.

In zijn oorspronkelijke staat waren alle mensen volgens hem vrij en gelijk aan elkaar. 

De wilde mens, die door de bossen zwierf, had geen behoefte om te werken, had geen taal en geen woning en geen medemensen nodig.

De eerste die de natuurtoestand verbrak was de mens die een stuk grond omheinde en zei:

” Dit is van mij.” Het waren onnozelen die hem geloofden.

Hoeveel misdaden, oorlogen, moordpartijen, ellende en verschrikkingen zouden het mensengeslacht bespaard zijn gebleven, als iemand toen de palen had uitgerukt of de gracht had dichtgegooid en zijn medemensen had toegeroepen:       

“Luister niet naar deze bedrieger, jullie zijn verloren als jullie vergeten dat de vruchten van de aarde van iedereen zijn en dat de aarde van niemand is”.

 Voltaire vond de ideeën van Rousseau maar niets en schreef hem spottend: 

”U probeert ons tot dieren te maken en op handen en voeten te laten rondlopen. 

Omdat ik deze bezigheid al sinds zestig jaar ben ontwend, voel ik mij niet in staat haar weer op te nemen en geen mens zal deze natuurtoestand overleven.”

“Ik begrijp niet, waarom je getwijfeld hebt Rousseau in je sterrenbeeld op te nemen”, reageerde Berent onmiddellijk, “als ze de palen toen hadden uitgerukt en de gracht dicht gegooid, zaten wij hier nu niet in deze ellendige cel. Rousseau komt zeker in mijn Philosopharium en over Voltaire moet ik nog even nadenken.”

       “Heb je nog meer twijfelgevallen?”, vroeg Berent. “Twijfelgevallen niet, maar ik heb nog wel iemand waarvan ik eerst dacht, dat wordt een vriendin, maar bij nader inzien werd het geen vriendschap.” 

“Omdat je geen vrouw in je Ooievaar wilt?” lachte Berent.

Ik vertelde hem over het visoen van Hildegard van Bingen en over de oerkracht, die in ieder mens beekjes van levend licht en kracht heeft geplant, en dat ik een visioen eigenlijk een vorm van betovering vond en haar daarom niet had opgenomen. 

Maar terwijl ik aan het vertellen was, overkwam mij hetzelfde gevoel van gelukzaligheid opnieuw, net als die eerste keer in de kapel van het klooster.

“Je zegt dat je haar hebt afgewezen, maar je ogen zeggen iets heel anders, je bent verliefd op haar”, riep Berent luid lachend.

“Verliefd?”, hoe kom je erbij. “En toch is het waar, wees maar eerlijk!”

       Maar Berent heeft gelijk, dacht ik ‘s-nachts. 

Dat je met je lichaamstaal jezelf kunt verraden! Met mijn verstand had ik het visioen afgewezen, als onwaar en allemaal fantasie. 

Maar wat had Pake Eise Jelte mij ook al weer geleerd: Dat het niet de vraag is, of een verhaal wel of niet echt gebeurd is, maar wel, of er een waarheid in verscholen zit en dat een verhaal dat niet echt gebeurd is daardoor niet armer, maar juist rijker kan zijn.

Morgen zal ik Berent eerlijk vertellen, dat hij gelijk had en dat ik Hildegard een plekje in mijn sterrenbeeld heb gegeven.

“Je bent een genie Berent”, zei ik de volgende morgen tegen Berent.

“Hoezo?”, vroeg hij en keek ècht verbaasd. “Omdat je de taal van het lichaam kunt lezen.”                                         

Berent begreep het onmiddellijk en moest er vreselijk om lachen.

“Hoeveel sterren zitten er in jouw ‘Ooievaar’?” vroeg Berent.

       Juist op dat moment werd de celdeur geopend en werd ik voor een getuigenverhoor uit mijn cel gehaald. En van het ene moment op het andere zat ik daar tegenover de ondervrager en drie getuigen, waaronder Professor Ypey uit Franeker.

       Ik kreeg weer hoop op een spoedig einde van mijn gevangenschap, temeer omdat de getuigen mij bijna de hemel in prezen. Zoiets zou ik anders verschrikkelijk hebben gevonden, maar nu klonk het mij als muziek in de oren. Na het verhoor heb ik de getuigen bedankt voor hun goede woorden en de wens uitgesproken dat we elkaar spoedig in Franeker zouden terugzien.

       Enkele weken later kreeg ik voor het eerst tijdens mijn gevangenschap bezoek. 

”Opnieuw een hoopvol teken”, dacht ik, toen ik uit mijn cel werd gehaald en naar de bezoekersruimte gebracht. Daar trof ik tot mijn verrassing Trijntje aan, in gezelschap van dominee Boer. 

       De bezoekersruimte bestond uit twee ruimtes, een ruimte voor bezoekers en een voor de gedetineerden. Beide ruimtes waren van elkaar gescheiden door een traliewerk. 

Je kon elkaar zien en spreken, maar niet aanraken.

Aanleiding voor het bezoek was het overlijden van Trijntjes’ vader.

Trijntje had, zo vertelde ze, meerdere brieven geschreven die ik nooit had ontvangen en ook mijn brieven waren nooit in Visvliet gearriveerd en haar verzoeken mij te mogen bezoeken, waren steeds afgewezen.

       Boer had als predikant in verband met het overlijden van Sikkema, toestemming gekregen mij te bezoeken en had Trijntje meegenomen.

Toen Boer zich even terugtrok, waren we een ogenblik alleen en kon ik haar troosten. 

Ze vertelde dat ze het schrift met verhalen, dat ik haar had gegeven, steeds opnieuw las en “vooral het verhaal waarin jij je als Mozes voelde”, zei ze en ze straalde, “en jij een beetje als Zippora?”, fluisterde ik.

“En weet je hoe het verder met Zippora en Mozes ging? vroeg ik.

“Ja”, en haar ogen schoten vol tranen.

Ik had goede hoop Trijntje spoedig te zullen terugzien, maar pas in april van het volgende jaar kwam ik vrij.

                                              EISES DIGITALE SCHATKIST

                                        LEES, KIJK, DOE EN ONTDEK

👍Eises helden uit zijn sterrenbeeld 'Ooievaar' hebben de basis gelegd voor de mensenrechten waarover wij in het nieuws, in de kranten en op radio en tv geregeld horen. Vaak denken we bij mensenrechten aan landen ver van ons vandaan, arme landen of landen in oorlog. Iedereen is het erover eens dat mensenrechten niet overtreden mogen worden, en iedereen vindt dat mensenrechten belangrijk zijn. Maar wat zijn die mensenrechten nou eigenlijk? Mensenrechten hebben dus alles met jou te maken. Als jij weet wat je rechten zijn, dan kun je niet alleen voor je eigen rechten opkomen, maar ook verantwoordelijkheid nemen voor de rechten van anderen.

Ga naar      http-::www.jvmr.nl:index.php:introductie-2                  'Jongeren voor mensen rechten', en kijk en luister naar enkele video's.

Vooral kijken naar de rap video 'United' 

 😎

 In bijna elk aspect van zijn denken was Voltaire een vooruitstrevende humanist. Hij wees alle vooroordelen, bovennatuurlijke en dogmatische verklaringen af en legde de nadruk op de rede. Hij was ook een uitermate ambivalent denker. Ondanks zijn scherpe kritiek op dogmatisme, worstelde hij met het bestaan van God en het idee van het aardse paradijs.

LEES VERDER:

😎Eise heeft in zijn sterrenbeeld geen plaats ingeruimd voor ondermeer Denis Diderot (1713 - 1784) . Zijn encyclopedie is een monument van de Verlichting. 

"Het doel van een encyclopedie is het verzamelen van de kennis die over de wereld is verspreid en haar als systeem aan onze samenleving te presenteren.Kennis is cruciaal voor het vrije individu, de goede burger en een tolerante, Verlichte samenleving", aldus Diderot.

😎Een verlichte filosoof die ook een plaats verdient in Eises sterrenbeeld is

David Hume. Hij werd in zijn tijd zeker niet door iedereen gewaardeerd. Als sceptisch filosoof met atheïstische denkbeelden kon hij op flink wat kritiek rekenen. Onze kennis is af te leiden uit onze ervaring, aldus Hume. De rede krijgt een tweede plaats. Hume blijkt in zijn visie op religie, de onsterfelijkheid van de ziel en het thema zelfdoding, nog zeer actueel.

JeanJaques Rousseau: "Voltaire vond de ideeën van Rousseau maar niets en schreef hem spottend: ”U probeert ons tot dieren te maken en op handen en voeten te laten rondlopen. Omdat ik deze bezigheid al sinds zestig jaar ben ontwend, voel ik mij niet in staat haar weer op te nemen en geen mens zal deze natuurtoestand overleven.”

70. VAN VOLTAIRE NAAR LOCKE EN MONTESQUIEU

Die volgende avond keken we door het getraliede raam naar een zee van flonkerende sterren.     “Vanavond gaan we van Voltaire naar de twee dichtstbijzijnde sterren”, zo begon ik mijn verhaal.

“De eerste ster naast Voltaire is de ster van Locke.

Zo op het eerste oog staan ze dicht bij elkaar, maar in werkelijkheid is de afstand onvoorstelbaar groot. 

Voltaire reisde naar Engeland en raakte daar diep onder de indruk van John Locke.

“En jij dus ook”, viel Berent mij in de rede, ”maar ga verder.” 

Wij mogen ook namen bedenken voor sterren . Eise gaf namen in Eise Vertelt 8 :www.eiseeisingadeverlichtinginnede.nl/173305893 2 en in Eise Vertelt 70

Nieuwe reacties

02.12 | 08:37

Deze korte impressie smaakt naar veel meer!!

27.10 | 21:28

Ik haw krekt yn in lêzing fan Meinte Vierstra heard oer Eise Eisinga dy't...

06.02 | 13:45

Tige interessant Meinte, likas de oare stikjes. De formule is ek goed. Koart mar kreftig

21.12 | 13:01

Zo knap als Eise is om de ruimte in te kijken, zo knap is Meinte om de di...