EISE EISINGA DE VERLICHTING IN NED.

12.IT PEALTSJE FAN EASTERLITTENS

1.’Weromsjen op Littens’ winter januari 1966. 2. Diel1 Kompilaasje artikelen Postduif. 3. Diel 2 Weromsjen mei bijdragen âld learlingen. 4. Weromsjen yn ‘De Earnewjuk’ 5.1964 : Wij ha de skat fûn ûnder ‘It Pealtsje’ 6. Reuny fan âld learlingen april 2015

It Pealtsje fan Littens fine we werom yn ‘De Postduif’, in skoalkrantsje dat útjûn waard troch de learlingen fan de CNS yn Easterlittens. 

Yn it earste krantsje fan maart 1964 skriuwt de haadredaksje dat de sjoernalisten skriuwe sille oer skoal-, doarps- en binnen- en bûtenlâns nijs. 

Yn in kompilaasje fan alle artikels komt in byld nei foaren fan de lytse en grutte wrâld yn de sechtiger jierren fan de foarige ieuw, ‘The Sixties’, jierren dy bekend steane as jierren fan optimisme, feroaring, fernijing, befrijing en democratisearring.

No 50 jier letter, en dus fyftich jier âlder hawwe se op ‘e nij in ‘Postduif’ utfleane litten : ‘Weromsjen op Littens’.

Bij it weromsjen op dy jierren mei sawol bern fan ‘De Earnewjuk’ yn Littens as âld learlingen  steane de ferhalen, tekeningen en foto’s út ‘De Postduif’ sintraal.

Bij gelegenheid dêrfan wurdt ‘It Pealtsje fan Easterlittens - Weromsjen op Littens’ tastjoerd oan de âld learlingen en learlingen fan ‘De Earnewjuk’ yn Littens en ter kennisnimming oan freonen fan Eise. 

"Ik ben vernoemd naar Pake Eise Jeltes. Pake Eise en beppe Feikjen woonden in Oosterlittens. Met pake Eise maakte ik vaak lange wandelingen door de weilanden rond het dorp."

RUIMTEREIS MET PAKE EISE

Ook met Pake Eise in Oosterlittens maakte ik ruimtereizen.

Niet op de rug van het vliegende paard Pegasus, want dat wilde ik niet.

Met mijn Ooievaar reisden we ook naar helden als Herakles en Orion, de dappere Perseus en koning Cepheus en hun vrouwen Andromeda en Cassiopeia en ik voelde me veilig, blij en gelukkig.

Met flink wat fantasie herkende ik de helden tussen de sterren en opwindend werd het als er zo nu en dan een ster met een enorme staart dwars doorheen schoot. “Alweer een komeet”, riep Pake dan.  

          ”Hoe ver is het naar het einde van de sterren?”, vroeg ik hem. 

“Er is geen einde Eise. Hoe ver en hoe lang we ook doorvliegen, nooit zullen we bij de grens komen”. “Maar waar is dan het begin?”, hield ik vol.

“Er is ook geen begin, want de ruimte is oneindig.

Maar kijk eens naar beneden Eise want de banen des hemels kennen is  mooi, maar het kennen van de wegen hier beneden is veel belangrijker.” 

Zie je ons huis, de straat, ons dorp, het land waar we wonen?

       Heel, heel lang geleden maakten mensen, net als wij vandaag, al reizen door het heelal. Een van hen was Marcus Aurelius. Als hij zich zorgen maakte en grote problemen had maakte hij reizen naar verre sterren en planeten. ‘In het heelal,’ hield hij zichzelf voor, ’zijn Europa en Azie slechts twee kleine vlekken. De oceanen zijn druppels, hoge bergen kluitjes aarde’, zorgen en problemen nietig en blij en verwonderd zag hij naar de schoonheid van de wereld.“Jammer voor de grote Aurelius dat hij de Ooievaar niet kende.” Maar Pake hoorde mij niet of wilde mij niet horen. 

Na iedere reis, terug op aarde, zei Pake Eise:

“De banen des hemels kennen, is  mooi Eise, maar het kennen van de wegen hier beneden is veel belangrijker.” 

En vervolgens vertelde hij het verhaal van schoenlapper Piktried, niet ver weg, hoog aan de hemel, maar heel dichtbij, in het huis tegenover de kerk. 

Daar woonde Piktried met zijn vrouw en kinderen.

Hij lapte van ‘s-morgens vroeg tot ‘s-avonds laat schoenen.

Maar hoe hard hij ook werkte, het was één en al armoede in huize Piktried. En toch was de schoenlapper een blije en opgewekte man die tijdens het schoenlappen altijd het hoogste lied zong. Maar vrouw Piktried daarentegen was één en al klaagzang. Kwam ze met haar klaagzang, dan antwoordde Piktried altijd met: “Maak je geen zorgen, we worden nog eens steenrijk”.

          Op een nacht droomde Piktried dat hij op de Papenbrug in Amsterdam zijn grote geluk zou vinden. Hij schoot overeind, maakte zijn vrouw wakker en vertelde haar wat hij had gedroomd. “Je bent niet wijs, maak je me daarvoor wakker? Maar goed dat Amsterdam zo ver weg is, want je bent gek genoeg om er ook nog naar toe te gaan,” antwoordde ze. “Ga slapen en maak me niet weer wakker” en ze draaide Piktried haar rug toe.

Maar de volgende nacht had Piktried dezelfde droom. Hij wekte zijn vrouw niet opnieuw, maar wachtte tot de volgende ochtend.

Zijn vrouw lachtte hem uit en riep: “Dromen zijn bedrog, als je rijk wilt worden, moet je meer schoenen lappen”.

De volgende nacht droomde Piktried opnieuw dat zijn grote geluk in Amsterdam op hem lag te wachten.                                                     

Hij sprong uit bed en riep: “Ik ga naar Amsterdam”. Vrouw Piktried zag dat het menens was, greep hem vast en smeekte hem niet te gaan. Maar Piktried rukte zich los en vertrok.

Nooit eerder had hij zo’n grote reis gemaakt.

In Amsterdam aangekomen vroeg hij waar hij de Papenbrug kon vinden. 

Al snel had hij de brug van zijn dromen gevonden. Maar waar was zijn grote geluk? De hele dag liep hij op en neer, speurde op en onder de brug, maar vond niets.

Moe en teleurgesteld zocht hij onder de brug een slaapplaats tussen de bedelaars.

De tweede dag verliep als de eerste. Van zonsopgang tot zonsondergang liep hij doelloos op en neer. Er gebeurde weer niets. “Had ik maar naar mijn vrouw geluisterd! Wat zal ze mij uitlachen, als ik weer thuiskom.”

Maar op het einde van de derde dag gebeurde er iets onverwachts. 

Piktried had alle hoop al opgegeven en besloten de volgende dag naar huis terug te keren. Hij ging naar zijn slaapplaats onder de brug, toen een bedelaar, die naast hem lag, vroeg wat hij de hele dag op de brug liep te zoeken. 

“U loopt hier al drie dagen als maar heen en weer, zoekt U misschien iets?”  “Ja, ik zoek iets, maar ik ben bang dat ik het niet zal vinden.” ”Maar wat zoekt U dan?”, drong de bedelaar aan. “Ik kan U vast wel helpen, want ik ken deze buurt als mijn broekzak”. “Nee beste man, U kunt mij niet geven wat ik zoek”, zei Piktried en wilde weglopen, maar de bedelaar greep hem bij zijn schouder. “Kom op, vertel ”, drong hij aan. En toen vertelde Piktried wat hij drie nachten achtereen had gedroomd. De bedelaar schaterde van het lachen. “En U gelooft dat en reist helemaal naar Amsterdam? Wat ben ik blij, dat ik niet zo dom ben als U. Ik droom al drie nachten dat er in Oosterlittens onder een paaltje in de tuin van een schoenmaker een ketel met geld ligt, maar U denkt toch niet, dat ik zo gek ben en ga op reis naar het hoge noorden?

“U hebt groot gelijk”, antwoordde Piktried, “U bent een verstandig man. 

Ik zal mijn verstand ook gebruiken en ga onmiddellijk naar huis.”

Wat waren zijn vrouw en kinderen blij toen ze hem weer zagen. Ze vlogen hem om de hals , maar hij schudde ze van zich af, greep een schep en vloog naar de tuin.

Zijn vrouw en kinderen bleven verbijsterd staan en keken toe hoe Piktried als een bezetene begon te graven, totdat hij op iets hards stootte. Hij viel op zijn knieën, groef met zijn handen de laatste modder weg en trok iets zwaars uit het gat naar boven. Het was een ketel! Toen hij het deksel eraf nam, kon hij zijn ogen niet geloven, de ketel was tot aan de rand gevuld met gouden munten.

“Kom, kijk “, riep hij. Vrouw Piktried dacht dat ze droomde toen ze de inhoud van de ketel zag en kneep zichzelf in haar arm. “Maar het is echt waar. Het is geen droom. We hebben ons grote geluk gevonden.”, riep Piktried.

Op de keukentafel spreidden ze de munten uit en begonnen te tellen. 

Ze waren rijk! De armoede was voorbij. 

Piktried sprak met zijn vrouw en kinderen af dat ze de vondst aan niemand zouden vertellen en dat Piktried zou blijven die hij altijd was geweest: schoenlapper. 

De ketel werd schoongemaakt en opgepoetst en kreeg een plekje op de schoorsteenmantel.

         Op een dag kwam de dominee op bezoek. ”Wat hebt U daar een prachtige ketel” zei de dominee en terwijl hij de ketel voorzichtig optilde en van alle kanten bekeek, ontdekte hij aan de onderkant een inscriptie. Het is een Latijnse tekst en moeilijk te lezen, want de letters zijn versleten, maar er staat zoiets als “ onder deze ketel ligt nog een ketel”, vreemd wat zou dat kunnen betekenen?

Toen de dominee was vertrokken, haalde Piktried onmiddellijk de schep uit de schuur en toverde nog een ketel tevoorschijn, opnieuw vol gouden munten.

Als herinnering plaatste Piktried een stenen paaltje in plaats van het houten”.

”Mag ik het paaltje zien?” vroeg ik, toen het verhaal uit was. 

“Als het paaltje er werkelijk stond”, antwoordde Pake, “gingen we er direct naar toe, maar er is geen paaltje en het heeft er ook nooit gestaan.”

“Is het dan niet echt gebeurd, is het maar een sprookje?” 

“Je mag het een sprookje noemen”, zei Pake, “maar wel een sprookje, dat je goed moet onthouden, want het verbergt een grote schat. 

“Een echte schat ?” ”Ja Eise, maar een andere schat dan jij verwacht . 

Geen gouden munten, edelstenen of andere kostbare voorwerpen, maar wel een kostbare waarheid”. 

         Wat hebben we samen veel ruimtereizen gemaakt en wat heeft hij mij het verhaal van Piktried vaak verteld en steeds opnieuw vond ik het prachtig.

Maar waarom we altijd eerst op reis gingen naar sterren en planeten en vervolgens op avontuur met Piktried, begreep ik niet. Als ik hem er naar vroeg antwoordde hij altijd: ” Naar de wegen hier beneden en naar de waarheid moet je zelf op zoek gaan, die moet ieder mens zelf ontdekken . Ruim veertig jaar later begreep ik wat hij bedoelde en deed ik de ontdekking van mijn leven.

     Lees verder :EISE VERTELT 13                                                   

                                          EISES DIGITALE SCHATKIST

                                 KIJK, LEES, DOE EN ONTDEK

 👍Van 'Het Paaltje van Oosterlittens' bestaan verschillende versies.

Op  http-::www.easterlittens.nl:131:Het+paaltje+van+Oosterlittens.html kun je lezen hoe ze het in Oosterlittens zelf vertellen

👍

Het  'Paaltje van Oosterlittens'   is eigenlijk een joodse legende, een verhaal dat de oorsprong van een heilig gebouw verklaart: de Synagoge van Eisik:.  

👍Over  'de ontdekking van zijn leven' vertelt Eise in een brief aan zijn broer Stephanus, dd. 30 juni 1788 :  EISE VERTELT62 en 63

Met André Kuipers en Eise Eisinga op ruimtereis. Door de ogen van André om te ervaren hoe klein en kwetsbaar de aarde is https://www.volkskrant.nl/ts-b2ceec3a  via @volkskrant . Met Eise op het vliegende paard Pegasus

Nieuwe reacties

02.12 | 08:37

Deze korte impressie smaakt naar veel meer!!

27.10 | 21:28

Ik haw krekt yn in lêzing fan Meinte Vierstra heard oer Eise Eisinga dy't...

06.02 | 13:45

Tige interessant Meinte, likas de oare stikjes. De formule is ek goed. Koart mar kreftig

21.12 | 13:01

Zo knap als Eise is om de ruimte in te kijken, zo knap is Meinte om de di...